Leg-O: een traject voor bonen en erwten | Next Food Chain

U bent hier

Leg-O: een traject voor bonen en erwten

Next Food Chain ondersteunt heel wat interessante projecten. In dit artikel leren we het Leg-O project beter kennen. Daarvoor interviewden we Inge Speeckaert, doctoraatsstudent bij ILVO en UGent en coördinator van het project. Zij neemt ons mee in het Leg-O verhaal.

 

Dag Inge. Kan je kort het Leg-O project en zijn doelstellingen uitleggen?

Het Leg-O project is een landbouwtraject van VLAIO. Het is bedoeld om landbouwers te informeren en te begeleiden rond enkele peulvruchten, om de voordelen van deze peulvruchten in kaart te brengen en om uiteindelijk de lokale ketenopbouw van deze peulvruchten te initiëren. In het Leg-O project focussen we op 3 verschillende peulvruchten: de veldboon, rode nierboon en de erwt. Het project heeft 3 grote doelstellingen. In een eerste luik kijken we naar de rotatie. Wat is het opbrengstpotentieel en de kwaliteit van de peulvruchten onder Vlaamse omstandigheden? En wat zijn hun voordelen voor granen als volgteelt? Eiwitgewassen zijn bekend om hun hogere stikstofvoorziening in de bodem, maar  we willen ook andere voordelen in kaart brengen, zoals een verhoogde waterbeschikbaarheid voor de volgteelt en een betere bodemstructuur.

In het tweede luik gaan we na welke voordelen strokenteelt kan bieden in een Vlaamse context. Ook identificeren we wat de grootste uitdagingen zijn. We kijken hier vooral naar de impact van strokenteelt op de opbrengst en kwaliteit, de reductie van ziekten en plagen en de toename van de (bodem)biodiversiteit.

Ten derde zetten we sterk in op het verspreiden van de projectresultaten, het opzetten van telersnetwerken om de participatieve kennisopbouw te bevorderen en het initiëren van lokale ketens. Via artikels en workshops trachten we zoveel mogelijk kennis naar de landbouwers en andere sectoren te brengen. Ook worden er telersnetwerken opgestart om geïnteresseerde landbouwers met elkaar in contact te brengen, hun vragen te beantwoorden en hen zo goed mogelijk te begeleiden bij het telen van de peulvruchten. In de laatste 2 jaar van het project is het ook de bedoeling om bij enkele landbouwers zelf één van de teelten of strokenteelt te initiëren en deze dan in nauwe samenwerking met hen op te volgen. Tot slot focussen we op het opzetten van lokale ketens van peulvruchten voor humane voeding. Via workshops worden alle actoren in de keten met elkaar in contact gebracht. In deze sessies zal er aandacht gaan naar netwerking en brainstorming om zo knelpunten vast te stellen en potentiële waardeketens te identificeren. Deze worden dan verder uitgewerkt tot bedrijfsspecifieke projecten of ontwikkelingstrajecten, waaruit rendabele ketens worden gecreëerd. 

In het project zit dus een beetje alles vervat, van veld tot retail.

Het project loopt van september 2022 tot augustus 2026. Welke stappen zijn er al gezet en wat zijn de volgende stappen op de planning?

Het project is anderhalf jaar geleden gestart. Vorig jaar is er een eerste proef aangelegd waarbij de peulvruchten en graangewassen in stroken werden gezaaid onder zowel gangbare als biologische uitbating. Op deze proef zijn heel wat metingen gebeurd met oog op het monitoren van de ziekte- en plaagdruk, het karakteriseren van de stikstofbalans en waterbalans en het monitoren van de bodembiodiversiteit. Momenteel gaan we het tweede jaar in van de strokenteelt en gaan we roteren van peulvrucht naar graangewas. Een eerste telersnetwerk voor veldbonen is ook reeds opgestart. Binnenkort gaan we van start met workshops rond de oogst en verwerking van de peulvruchten en wordt er meer ingezet op de ketenontwikkeling. Welke zijn de verschillende actoren? Hoe kunnen we ze met elkaar in contact brengen? En kunnen we met de verschillende actoren enkele relevante ketens opzetten? 

Je zit nog maar halfweg natuurlijk, maar zijn er resultaten die je verwacht?

We verwachten een positief effect te zien van de peulvruchten in de rotatie. Dit is in veel andere studies ook reeds aangetoond, zowel op vlak van de verhoogde stikstofbeschikbaarheid als de andere voordelen. Positieve effecten van de strokenteelt zullen moeilijker aan te tonen zijn. In het eerste jaar hebben we namelijk nog geen significante verschillen gezien. Op basis van 1 proefjaar kunnen we natuurlijk nog niets besluiten en we zullen de resultaten van dit jaar moeten afwachten of we een effect kunnen waarnemen van de strokenteelt op de opbrengst of de ziekte- en plaagdruk. 

Je vermeldt strokenteelt. Wat is het verschil met klassieke teelt?

Klassieke teelt is monocultuur, dat wil zeggen dat heel je veld vol staat met hetzelfde gewas. Je hebt daar variaties op zoals mengteelten waarin bijvoorbeeld een mengsel granen-veldbonen geteeld wordt. Bij strokenteelt is het iets minder vergaand. De gewassen worden wel nog gescheiden geteeld op het veld, maar in stroken. Zo wordt er bijvoorbeeld een strook van drie meter graan naast een strook van drie meter veldboon gezaaid. Het grootste voordeel van strokenteelt is dat het de biodiversiteit op je veld vergroot. Door de teelten te scheiden, is de verdere verwerking en de oogst ook iets makkelijker dan bij de mengteelten, waarbij de gewassen op hetzelfde moment moeten afrijpen en op een bepaald punt meestal nog gescheiden moeten worden.

Waarom wordt strokenteelt dan nog zo weinig toegepast?

De grootste uitdaging bij strokenteelt is de mechanisatie. Het huidige machinepark van de landbouwer (zaai- en spuittoestellen, bemesting en oogst) is gefocust op bredere stroken. Strokenteelt met stroken van bijvoorbeeld 30 m breed is mogelijk, maar hoe smaller je strook, hoe meer voordelen je er gaat uithalen. Uit de literatuur blijkt dat stroken van 3 of 6 meter optimaal zijn. De boer zou dan moeten investeren in een totaal nieuw machinepark, en dat kost veel geld. Zeker voor gangbare telers die nu veelal fungiciden en herbiciden gebruiken, is dit een uitdaging. De voordelen zijn ook gewoon nog niet duidelijk genoeg voor hen. Hier moet nog meer onderzoek naar gedaan worden om dit onder de aandacht te brengen.

Zijn jullie voorlopig al gebotst op nog obstakels of zijn er obstakels die jullie verwachten?

Voor de proefveldwerking specifiek hebben we wel wat last van het weer, zoals de meeste landbouwers. Daardoor is onze zaai vorig jaar ook vrij laat gebeurd. Ook dit jaar hebben we door het natte weer pas op 17 april kunnen zaaien op het gangbare perceel. Het biologische perceel is nog niet ingezaaid. Als je weet dat zomergranen al vanaf eind februari kunnen gezaaid worden en ook de veldboon en erwt idealiter half maart worden gezaaid, zie je dat we toch wel wat vertraging hebben opgelopen. Vorig jaar heeft dit ook gezorgd voor een lagere opbrengst. Teelttechnisch hebben wij als onderzoeksinstelling geen grote obstakels gehad. Door onze kleinere zaai- en oogstmachines en de automatische schoffelrobot, vormt een strookbreedte van 6m voor ons geen probleem.

Anderzijds verloopt het opstarten van de telersnetwerken wel wat moeizamer. We hebben een telersnetwerk voor veldbonen waar al enkele geïnteresseerde landbouwers bij betrokken zijn, maar voor erwt en rode nierboon is het moeilijker om Vlaamse telers te vinden die geïnteresseerd zijn. Die gewassen zijn nog te onbekend. 

Tot slot een vraag vanuit Next Food Chain: Wat kan de voedingssector meenemen uit dit project? Of waarom zouden ze dit project best opvolgen?

Voor de verwerkende industrie zijn droge peulvruchten een interessante voedselbron om te verwerken tot bijvoorbeeld eiwitrijk meel, eiwithydrolysaat of eiwitconcentraat. Een voldoende hoge afzet van lokaal geproduceerde peulvruchten is echter nodig om tot een rendabele lokale keten te komen. In dit project wordt de lokale teelt van peulvruchten gestimuleerd. Zo hopen we op een vergroting van het areaal ervan, wat dan weer mogelijkheden biedt aan de voedingssector om lokaal en duurzaam geteelde peulvruchten aan te kopen. Binnen Leg-O hebben we ook de ambitie om individuele bedrijven actief te begeleiden naar ontwikkelingstrajecten, wat zal leiden tot toekomstige samenwerkingsverbanden.